Alles over AVI

Je kind leert lezen op school en dat is een uniek proces. Ook als ouder speel je hierin een belangrijke rol. Je komt in aanraking met allerlei termen, zoals AVI en mysterieuze afkortingen zoals M3 en E4. Dat kan misschien verwarrend zijn. Geen zorgen, op deze pagina leggen we alles duidelijk uit over het AVI-leessysteem. Zo weet je precies wat je kind leert en hoe jij daarbij kunt helpen. Met deze kennis kun je samen met je kind op zoek naar boeken die passen bij zijn of haar leesniveau. Dat maakt lezen niet alleen leerzaam, maar vooral ook heel erg leuk!

Sinds 1972 leren Nederlandse kinderen lezen met het AVI-systeem van Cito. Dit systeem helpt om teksten op maat aan te bieden, zodat elk kind op zijn eigen niveau kan leren. AVI staat voor ‘Analyse van Individualiseringsvormen’ en is bedacht om het leesonderwijs beter af te stemmen op wat ieder kind nodig heeft. Het systeem is in 2008 flink aangepast, maar het idee blijft hetzelfde: kinderen helpen om stap voor stap beter te lezen.

Het AVI lezen start in groep 3, maar de leesontwikkeling begint eigenlijk al in groep 1 en 2. Daar ontdekken kinderen spelenderwijs letters en klanken. Ze leren rijmen en spelen met woordjes, waardoor hun gevoel voor taal groeit. Een leuke manier om hier thuis en op school gratis mee te oefenen is Alfapret van Kijk en Lees.

Het AVI-systeem deelt teksten in op moeilijkheid en kijkt ook naar de leesvaardigheid van kinderen. Zo krijgen kinderen precies die teksten aangeboden die passen bij hun niveau, met woorden en zinnen die niet te moeilijk, maar wel uitdagend genoeg zijn. Bijna alle basisscholen in Nederland en Vlaanderen werken met AVI, waardoor dit systeem een vaste plek heeft in het leesonderwijs.
Vanaf groep 3 krijgen kinderen twee keer per jaar een AVI-toets en de Drie-Minuten-Toets (DMT). Deze Cito-toetsen meten hoe vlot en nauwkeurig een kind leest. Zo kan de leerkracht de leesontwikkeling goed volgen en het AVI-niveau vaststellen.

Door veel te oefenen met lezen in boeken op het juiste AVI-niveau, raken kinderen vertrouwd met steeds meer nieuwe woorden en moeilijkere teksten. Dit gebeurt stap voor stap, waarbij elke stap een eigen AVI-niveau heeft.

Dat dagelijks oefenen kan soms een pittige uitdaging zijn. Want hoe hou je dat nou vol als een kind lezen eigenlijk niet (meer) leuk vindt? Precies: door het (weer) leuk te maken! Deze tips kunnen daarbij helpen.

Het AVI-niveau geeft aan hoe moeilijk een tekst is. Op de basisschool leest elk kind op zijn eigen AVI-niveau. De ‘M’ staat voor ‘Midden van groep’ en de ‘E’ staat voor ‘Eind van groep’. Zo leest een gemiddelde leerling aan het eind van groep 4 op niveau E4.

Hieronder zie je de verschillende AVI-niveaus per schooljaar:

Heeft een kind alle niveaus doorlopen, dan is het AVI Uit.

Een gemiddelde leerling doorloopt drie AVI-niveaus per schooljaar. Bijvoorbeeld in groep 4:


• AVI E3: het niveau waarmee de leerling begint in groep 4.

• AVI M4: halverwege groep 4, waarbij ‘M’ staat voor ‘Midden’.
• 
AVI E4: het niveau aan het einde van groep 4.

Met de AVI-aanduiding die op de boeken staat, kun je gemakkelijk het juiste boek kiezen dat past bij het leesniveau van je kind.

De leespakketten van Kijk en Lees bestaan uit drie boeken, elk op een hoger AVI-niveau. Zo kan je kind, zodra een boek uit is, meteen overstappen naar het volgende leesniveau. Op deze manier heeft je kind altijd een stripboek dat perfect past bij zijn of haar leesniveau.

Ook de kinderen in Vlaanderen leren meestal lezen met het AVI-systeem van Cito. Dit werkt op precies dezelfde manier, maar hier heten de groepen leerjaren. Dat ziet er dan zo uit:

De ‘M’ staat voor ‘Midden van het schooljaar’ en de ‘E’ staat voor ‘Eind van het schooljaar’. Zo leest een gemiddelde leerling aan het eind van het tweede leerjaar (groep 4 in Nederland) op niveau E4.